31 juli 2018

Over een God die steeds doorzichtiger wordt

Geschreven door Pieter Korbee
Inspiratie Foto: Daniel Jolivet Over een God die steeds doorzichtiger wordt

Wat ik geloof? Laten we eens wat praten. Ik kan zonder aarzeling tegen je zeggen dat ik geloof. Daarover verbaas ik me overigens, het is weleens anders geweest. Maar vraag je me wat ik geloof, dan valt er een stilte. Wat moet ik daarop zeggen? Kan ik het wel zeggen? In ieder geval wantrouw ik hier woorden, en zeker grote woorden. Is geloof wel door een ‘wat’ te vangen? Kan het gevangen worden?

Er gaat een verhaal over de joodse filosoof Levinas. Hij nodigt een student bij zich uit aan tafel. Na enige tijd stelt de jongeman hem vragen over zijn geloof. Levinas wordt stil en doet er het zwijgen toe. Daarover praat je niet. Ik weet niet of het verhaal waar is. Het is me zo verteld. Ook dat dit moment pijnlijk wordt voor de bezoeker.

Wanneer je nu mij vraagt wat ik geloof dan komt bij mij dezelfde neiging op. Ik doe er liever het zwijgen toe. Maar dat is toch vreemd voor iemand die dominee is en voor een gemeente staat en keer op keer over geloof spreekt? Minder vreemd dan het lijkt. Ik zou eerder zeggen dat ik vanúit geloof spreek dan óver geloof. Het is vreemd, maar op een andere manier dan je denkt.

Een antwoord is er niet direct

Wanneer ik hier op deze wijze met je spreek, kan ik me niet verbergen. Jij kijkt me aan. Je ziet mijn aarzelingen. Ik kan niet zomaar wat zeggen. Het gesprek krijgt daardoor direct diepgang. Dat betekent dat we in contact staan met het innerlijk, onze gevoelens, de ziel. Het voorkomt dat we zomaar wat zeggen. Het betekent ook dat we een stilte durven laten vallen. Want een antwoord is er niet direct. En toch doet het ertoe wat we zeggen. Nee, je hebt gelijk, ook op de kansel zeg ik niet zomaar wat. Ook daar word ik aangezien.

Natuurlijk, ik kan tegen je zeggen: ‘Ik geloof in God’ en al wat daarop volgt. Maar wat doe ik dan? Ik geef antwoord op je vraag. Maar door het antwoord heb ik God ook tot een ‘wat’ gemaakt. Iets wat hanteerbaar is, wat ik kan benoemen. Ik maak klein wat heel groot is. Ik zou veel liever willen zeggen: ‘Ik geloof in jou.’ Je lacht erom? Als ik dit zeg, geef ik je iets mee: vertrouwen, en ik zie ook een beetje lol. Dat is geloven. Vertrouwen geven, vertrouwen hebben in de mensen en in de wereld om je heen. Als ik dan toch zeg: ‘Ik geloof in God’, dan druk ik dit vertrouwen uit. Dat is geloven: vertrouwen geven. Daarmee verander je de wereld en ook ikzelf verander daardoor. Ik word een bron van geloof. Dan gaat het er niet meer om wat je gelooft, maar dat je je overgeeft aan die oneindige bron.

Dit is voor mij God. De huidige paus straalt dit uit, met de beperkingen die ik ook wel zie. Het is zo jammer dat hij zijn houding niet kan omzetten in een vuur dat de regels van zijn kerk wegvaagt. Want wat gebeurt er als hij weer weg is? Verdwijnt dan dit enthousiasme? Bisschop Tutu is voor mij ook zo’n voorbeeld. Met zijn aanstekelijke lach en in zijn geraaktheid bij het vreselijke onrecht dat hij moest aanhoren als voorzitter van de Waarheidscommissie in Zuid-Afrika. En toch toonde hij de bereidheid om te luisteren naar slachtoffers én daders. Hij luisterde met een volstrekt open wezen. Daarom kon hij huilen. We zagen het mededogen van Jezus toen hij huilde om Jeruzalem.

In mij stroomt een rivier 

Op 5 oktober wordt in Leiden gevierd dat daar honderd jaar geleden het Convent van Predikanten werd opgericht. Bij gelegenheid van dat jubileum verschijnt op 5 oktober 2017 het boek ‘In mij stroomt een rivier’  onder redactie van Koen Holtzapffel en Pieter Korbee.

bestel voor € 12.99

Mededogen

Daarin wordt God zichtbaar. Niet meer als een ‘wat’, waardoor hij klein wordt gehouden, maar als de openheid van het hart, als de betrekking tussen het innerlijk van mensen.

Weet je, wanneer ik dit zo vertel, gebeurt er iets met me. Ik voel me heel licht en vrolijk worden. Ik heb het gevoel dat ik heel dicht ben bij de kern van ons bestaan, van jou en van mij. Maar nu jij. Wat heb jij te zeggen? Ik heb nou zo veel gezegd.

O, dit nog. Als je God niet meer als een ‘wat’ kunt omschrijven, hoe moet je hem dan weergeven? Er zijn mensen die geprobeerd hebben dit uit te drukken door de klinker van het woord God weg te laten: G’d, net zoals joden doen met de godsnaam. Zo wordt uitdrukking gegeven aan het onuitsprekelijke, het heilige van de naam. Ik zou het nu anders doen. Niet door de klinker weg te laten, maar door de naam doorzichtig te maken. Dat moet toch mogelijk zijn met behulp van moderne typografie? Je kunt de letters met kleine streepjes schrijven, steeds met een beetje meer wit ertussen. Of je kunt de letters steeds grijzer en witter laten worden. Of een combinatie van beide. Het is het lot van God in onze cultuur, een verdwijnende aanwezigheid. Een open plek in ons bestaan.

Terugkeren naar de plaats van leegte

Geloven in God is dan steeds weer terugkeren naar die plaats, de plaats van de leegte. En daarin toch vertrouwen hebben. Daar luisteren, de stilte in gaan. En dan horen naar een antwoord. Misschien is er niets te horen, gebeurt er ogenschijnlijk niets. Ogenschijnlijk. Want ik wil erom wedden dat je houding verandert. Wanneer je moeite doet om stil te zijn, zittend op een stoel of op een kussentje, en je sluit je ogen en je laat je gedachten komen en weer gaan, je neemt telkens weer afscheid van je denkbeelden, dan ga je na een half uur weg als een ander mens. Vanuit die stilte kunnen woorden bij je opkomen, of dit nu woorden van de traditie zijn of andere. Vanuit de leegte van God kun je gaan spreken. Mij lukt dit niet altijd. Dan spreek ik toch weer vanuit een gedachte, of een concept. Meestal lukt het me niet, eerlijk gezegd. Maar dat geeft niet, als ik maar weer terugkeer naar de stilte. Zo wordt geloof eerder een levenshouding dan iets wat in woorden te vatten is. Een verblijven in stilte.

Václav Havel heeft iets dergelijks gezegd van de hoop. ‘Hoop is een kwaliteit van de ziel, … een gerichtheid van de geest [en] een gerichtheid van het hart.’ Zo beschouw ik ook geloof als een kwaliteit van de ziel verankerd, voorbij de diepste diepten van mijn innerlijk. Daardoor gaat het ook niet meer om ‘mijn’ innerlijk.

Luister naar de rivier die vertelt

Er is een heel jong gestorven dichteres. Woorden van haar reizen mee in mijn leven. Ze gebruikt het beeld van een rivier. Een rivier die probeert haar weg te vinden. Ze kust haar boorden. En het langzaam stromende water van de rivier vertelt.

Er staat het stromende water nog zoveel in de weg, denk ik dan. Je moet niet denken dat het geloof waarvan ik nu vertel altijd zo gemakkelijk is en zo nadrukkelijk aanwezig. Maar het is niet, zoals zo vaak wordt gedacht, de twijfel die het in de weg zit. Geloof is een gerichtheid van het gemoed en van het gevoel. Andersoortige gevoelens kunnen het in de weg zitten en het verdringen. Als ik ruzie maak, is het weg. Dan stroomt het niet meer. Het betekent niet dat het geloof er niet meer zou zijn. Maar ik heb er geen contact meer mee. Ik hoor de rivier niet meer vertellen. Ik bemerk alleen maar hardheid. Ikzelf verhard. Ik merk dit op wanneer de schrik me om het hart slaat, zoals tijdens de eerste dagen van het bewind van Donald Trump. Ik word door schrik overmand. Ik heb wel een mening, maar wat doet deze ertoe? Deze kan zelfs schril gaan klinken. Ik ben het contact met mijn innerlijk kwijt. Dat is heel menselijk. Het zijn geen twijfels – en zeker geen intellectuele, die je aan de oppervlakte van het bestaan houden – het zijn heel existentiële gevoelens die mij weghouden van geloof.

Heb je weleens foto’s gezien van de inwoners van Praag bij het binnentrekken van de Duitse troepen? Van de gezichten is een diepe somberheid af te lezen. Dit verschrikkelijke kan mensen overkomen in het leven. Dan is alle geloof weg. Even of voor langere tijd. Zulke gebeurtenissen – hoe ze ook zijn, want ze zullen telkens anders zijn – doen zich voor in ons bestaan. Het kost tijd en aandacht om dan het contact met het innerlijk te herstellen. Wat staat ons dan te doen? Maar de antwoorden komen wel weer. Het water stroomt. Het gaat naar zee. Het brengt zijn geschenken mee, we worden zacht gekust.

Grondgevoel

Geloof is een grondgevoel, een diep besef – net als hoop en liefde. Je kunt het contact ermee verliezen, maar het verliest jou niet. Het wacht en stroomt weer verder. Wat zeg je? Mooi? Maar jij zou het zo niet zeggen? Dan mag jij het zelf zeggen. Wat zou je willen zeggen?

 

Flumen

 

In mij stroomt een rivier,

en met langzaam, vertellend water

kust zij haar boorden, en later

stroomt zij uit in de zee.

In mij stroomt een rivier,

en het leven stroomt met haar mee.

Slechts boorden ben ik, en water.

Slechts woorden ben ik, en zee.

Joan Helen Zéguers

 

Dit artikel is gepubliceerd in het boek ‘In mij stroomt een rivier. Remonstrantse predikanten over wat hen bezielt.’  Remonstrantse predikanten vertellen daarin wat zij zelf nu eigenlijk wel en niet geloven. Het boek is in 2017 uitgekomen bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Convent van Predikanten. 

Over Pieter Korbee

Pieter Korbee

Pieter Korbee is emeritus-predikant, zijn laatste standplaats was Alkmaar

Gerelateerd