17 oktober 2016

Straatpastor: “Ik accepteer dat het geregeld mis kan gaan.”

Geschreven door Jaap Marinus

Daklozen uitnodigen voor je verjaardag, het is niet voor iedereen weggelegd. Straatpastor Luc Tanja vindt het ook niet vanzelfsprekend, maar voor z’n vijftigste verjaardag maakt hij graag een uitzondering. “Ik heb met dak- en thuislozen een relatie als een vriendschap, maar dat is het niet. Daarvoor is de ander te kwetsbaar.” Een gevaarlijke uitspraak weet Luc inmiddels. “Sommige daklozen zien mij echt als vriend en begrijpen niet dat die gelijkwaardigheid eigenlijk niet kan. Ik kan als professional hulp bieden, maar natuurlijk niet vragen. Trouw, ‘volhouden en uithouden’, zijn waarden die steeds terugkeren. Toch zijn er ook daklozen waar Luc geen contact meer mee heeft. “Daar denk ik soms wel aan. Zouden ze onder de groene zoden liggen? Soms hoor ik van een collega dat er een begrafenis is geweest. Daar baal ik dan van. Ik had daar bij willen zijn.”

Voor zijn verjaardag nodigt de straatpastor niet alle daklozen die hij kent uit. “In de eerste plaats kan ik mijn verjaardag niet vieren voor tweehonderd mensen. Maar met het uitnodigen geef je ook nogal een verantwoordelijkheid. Ik zeg bijvoorbeeld dat ze geen kadootje mee hoeven te nemen. Bij anderen weet ik dat ze zwaar in de problemen komen als ze zich in het centrum van Amsterdam vertonen.” Of hij niet bang is dat er nu ongenodigde daklozen teleurgesteld zullen zijn antwoordt Luc laconiek: “Dat risico is er altijd, wat je ook doet. Er zitten veel haken en ogen aan het straatpastoraat en dus accepteer ik dat het mis kan gaan.”

De sjeu van het vak zit hem in de afwisseling

Andersom is Luc weleens uitgenodigd op een verjaardag van een van zijn ‘vrienden’ op straat. “Dan weet je dat je gewaardeerd wordt. Ik heb een diaconale opdracht. Dan ontmoet je mensen waar het leven moeizaam is, maar ook op leuke momenten. Ik pas de methode van presentie toe, het gaat om het hele leven. Op een uitnodiging voor een verjaardag ga ik zeker in.” Pastoraat vraagt om drie rollen: zorgverlener, medemens en geestelijke. Luc voelt zich het meeste thuis bij de rol van medemens, al zegt hij zelf dat de sjeu van het vak zit in de afwisseling. “Ik kom zo veel bekenden tegen tegenwoordig, daar geniet ik enorm van. Daarnaast ben ik qua postuur en opleidingsniveau eigenlijk vanzelfsprekend al de professional. Ik bedoel, ik denk na over m’n kleding, spreek ABN en ik ben 1.93 meter, dat helpt ook.”

“Als geestelijke? Dat merk ik bijvoorbeeld als er stagiaires meelopen. Zij vragen: ‘hoe kan ik in het park nou een rol hebben?’, maar binnen vijf minuten worden ze aangesproken als mensen van de kerk. Kerkmensen hebben een bevoorrechte positie, met name in diaconaal werk. Het is zo geaccepteerd dat de kerk iets doet voor de samenleving. Die rol van geestelijke is niet zo ingewikkeld.” Is er nog een zware kant aan het pastoraat? Hoe zit het met de dood? “Begrafenissen zijn altijd weer mooi om te doen. Je hebt allerlei mogelijkheden om er een zootje van te maken, maar iedereen in de hulpverlening onthoudt de successen. Het gaat toch wel een keer mis. Het mooie aan begrafenissen is dat de gebrokenheid van het bestaan naar voren komt; hoe mooi is het dat je naar het graf toe loopt en omstanders hoort zeggen: zo’n begrafenis heb ik nog nooit meegemaakt.”

Hereniging op het sterfbed

“Het gaat om de vanzelfsprekendheid waarmee verhalen worden verteld. Pastores geven ruimte aan anderen om hun verhaal te doen, ook op een begrafenis. En ja, er is gebrokenheid in het leven van een dakloze: familie heeft vaak jaren geen contact meer of er blijken kinderen te zijn. Het kunnen heel eenzame begrafenissen zijn, maar soms wordt iemand herenigd op het sterfbed. Trouwens, ik heb nog niet veel sterfgevallen meegemaakt de afgelopen vijf jaar. Het punt van sterven was wel de aanleiding voor straatpastoraat. Er bestond al drugspastoraat, maar de daklozen in Amsterdam vertelden dat zijn zich daar niet thuis voelden. Ook van kerken moeten ze vaak niets hebben. Toen ontstond bij hen de vraag: maar wie begraaft ons dan? Om onder andere op die vraag een antwoord te geven is de Diaconie met het Straatpastoraat begonnen.”

Spreek jij weleens daklozen die zich afvragen: waarom overkomt mij dit? “Nee, wel uitspraken dat mensen of systemen tegen ze zijn, en geregeld: ‘Wij Hollanders krijgen niks en vluchtelingen krijgen meteen alles’. Of mensen met een waan: ‘Ik ben ontslagen omdat mijn ex aan het samenspannen is met de wijkagent.’ De meesten hebben overigens al psychische hulp.”

Waarom laat God dit toe in mijn leven?

“Ik kom geregeld mensen tegen die geen contact meer met een psychiater willen hebben. Als ik mensen tegenkom in bijvoorbeeld een psychose, dan heb ik een directe lijn. Ik hoef geen 112 te bellen. Je kunt niet alle wijkagenten en hulpverleners kennen, maar een paar moet je er wel kennen. Ik blijf wel altijd een buitenstaander. Ik zit niet in de keten. Aan de ene kant is dat makkelijk, ik heb geen druk. Andere kant: in een ziekenhuis kun je zeggen ‘ik werk hier ook’.”

“Maar je doelde met je vraag op het geloofsgesprek. Dat is makkelijk op straat. Daklozen hebben niet zo veel normale gesprekken. Ze beginnen vaak uit zichzelf al over God. Ik probeer echt snel te zeggen dat ik van de kerk ben en dat ik kom om te luisteren. Dak- en thuislozen praten toch wel graag over God of over hoe de kerk is, et cetera.” Hoe komt dat? “Nood leert bidden. De grenssituaties en gevoelens van schuld, rouw, die liggen zo dicht aan de oppervlakte. ‘Waarom laat God dit toe in mijn leven’ hoor ik soms, maar veel vaker: ‘Iedereen laat me in de steek, maar God is er nog wel’. Het gaat niet om antwoorden, daar help je ze niet mee. Als je het waar kunt maken om langere tijd met iemand op te trekken dan ben je al heel ver. Trouw is, opnieuw, de kernwaarde.”

Gerelateerd