Vrije zondag
Geschreven door Annemarieke van der WoudeEr stond deze zondag een tournee langs de kinderen op het programma. Ik hoefde zelf niet te preken en ineens vatte ik het plan op om te gaan kerken bij een collega, in het midden van het land. Daarna zou ik een kopje thee gaan drinken bij onze zoon.
Gezien
De Geertekerk in Utrecht is een prachtige, monumentale middeleeuwse kerk, met een sobere inrichting. Terwijl ik de kerkruimte binnenloop, het orgel virtuoos wordt bespeeld, worden er stoelen bijgezet om het grote aantal bezoekers te kunnen herbergen. Hoeveel mensen zouden er zijn? Ik schat rond de 150. Als de dienst net is begonnen ziet mijn collega – zwarte toga, witte bef – ineens mij zitten tussen de kerkgangers. Met een glimlach geeft ze een blijk van herkenning. En ineens ben ik weer een meisje van zes. Ik zit met mijn moeder en broer in de kerk in Lisse, op onze vaste plaats, aan het gangpad. Zodra mijn vader de kansel heeft beklommen – zwarte toga, witte bef – zoekt hij mij met zijn ogen. Als onze blikken elkaar kruisen, geeft hij mij een knipoog. Iedere zondag hetzelfde ritueel. Het was voor mij niet minder dan een uitverkiezing: de knipoog van mijn vader. Het gebaar van mijn collega ontroert me daarom. Het herinnert me aan mijn vader.
Wij zijn de tijden
Het thema van de dienst is: ‘Wij zijn de tijden’, ontleend aan een preek van Augustinus:
Het zijn slechte tijden
Het zijn moeilijke tijden
Dat zeggen de mensen tenminste.
Laten we liever goed leven
Dan worden de tijden vanzelf goed.
Wij zijn de tijden
Zoals wij zijn, zijn de tijden.
Waarom teleurgesteld zijn?
Waarom mopperen?
De wereld is slecht, ja zeker slecht.
Wat is dan zo slecht aan de wereld?
Want de hemel, de aarde en het water zijn niet slecht
En alles wat daarin is: de vissen, de vogels en de bomen ook niet,
Al die dingen zijn goed.
Laten we dan liever goed leven
Dan worden de tijden ook vanzelf goed,
Want wij zijn de tijden,
Zoals wij zijn, zijn de tijden.
Bezield verband
Als de preek begint, buigt mijn buurvrouw zich voorover en rommelt wat in haar tas. Ik verwacht dat er een rol pepermuntjes tevoorschijn komt – zo ben ik dat van huis uit gewend –, maar ze zoekt een opschrijfboekje en een pen. Tijdens de overdenking maakt ze aantekeningen. En als de voorganger haar zorgen uit over de lastige tijd waarin wij leven en hoe moeilijk het is om te bedenken wat je momenteel kunt doen tegen de overweldigende krachten, zie ik iemand voor mij instemmend knikken. De gedachte dat je op de plek waar je bent van betekenis kunt zijn, eenvoudigweg door het leven vóór te leven, met al zijn hoogte- en dieptepunten, resoneert.
Nee, vierduizend remonstranten op achttien miljoen inwoners is niet veel. Maar wat een geluk dat er nog altijd plekken in Nederland zijn waar je zomaar een kerk kunt binnenwandelen, een goed verhaal kunt horen dat jouw bestaan plaatst binnen een bezield verband en waar je gemeenschap kunt ervaren. Het is een zegen.

