7 februari 2017

God houdt niet van gelovigen

Geschreven door Pieter Dronkers

Welke plaats heeft voor mij een bijzondere betekenis en zou ik jou aanraden om eens te bezoeken? De eerste plek waar ik aan moet denken is Istanboel. Ik weet het. Op dit moment is de situatie er gespannen, maar als je er nog nooit geweest bent kan ik je die stad toch wel erg aanbevelen. Het is een prachtige en fascinerende metropool waar het water van de Gouden Hoorn en de Bosporus nooit ver weg is. Ik woonde er ooit een half jaar en ik heb iedere dag genoten. Iedere dag een nieuwe ontdekking. Geweldig eten, gepassioneerde gesprekken en op iedere straathoek ligt de geschiedenis meters hoog opgestapeld: ooit een Griekse kolonie, een Romeinse verovering, de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, het laatste toevluchtsoord van het Byzantijnse Rijk, de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk, en nu de brug tussen Oost en West in de Republiek Turkije. Zo’n rijke geschiedenis levert een stortvloed aan musea op. Een paar daarvan trekken miljoenen toeristen. De rest wordt nauwelijks bezocht.

Een van de vergeten pareltjes is het museum voor Turkse en islamitische kunst. Het is gevestigd in een oud stadspaleis van een medewerker van de sultan. De meest indrukwekkende afdeling van dit museum vind ik de zalen met Perzische tapijten. U kent ze wel: die weelderig versierde tapijten, meestal met een rode ondertoon en helemaal vol geborduurd met patronen van bloemen, planten en waterstromen. De patronen op de klassieke tapijten weerspiegelen de strakke, geometrische aanleg van de beroemde Perzische tuinen: prachtige, symmetrisch lusthoven waar je je kon terugtrekken, ronddwalen, even op adem kon komen. Deze tuinen zijn een duizendenjaren oude traditie uit Mesopotamië. Een die vandaag de dag nog steeds wordt hooggehouden. Bijvoorbeeld in Iran, maar ook in India. Je hebt vast weleens foto’s gezien van de indrukwekkende Perzische tuinen rondom de Taj Mahal. Een bezoek aan een Perzische tuin was en is een weldaad voor de ziel.

De Hof van Eden

En daarmee wandelen we het verhaal van vandaag binnen, Genesis 2:4b-25. Ook daar belanden we in een bijzondere tuin: de Hof van Eden. Ik weet niet welke beelden jij bij die Hof hebt, maar ik moet automatisch denken aan de plaatjes uit de kinderbijbel en aan de schilderijen uit de Gouden Eeuw: Adam en Eva naakt in een groen en heuvelachtig grasland omringd door dieren en weelderige vegetatie. Een Romantisch plaatje. De schrijvers van het verhaal over de Hof van Eden hadden een ander beeld voor ogen: namelijk dat van de Perzische tuinen waar zij waarschijnlijk zelf weleens ronddwaalden tijdens de lunchpauze tussen het schrijven van hun verhalen door. Zoals je kunt lezen in Genesis, was de Hof met zorg aangelegd. Er waren vier rivieren die de tuin als een soort irrigatiekanalen in vieren deelden. In het midden was er de bron, de Hofvijver, waar de levensboom en de boom van goed en kwaad stonden.

Vanuit daar liepen er mooie, lange paden waar je in de avondkoelte prachtig kon wandelen zoals God volgens de verhalen graag deed. En alle dieren hadden van Adam en Eva netjes een naam gekregen en zo hun plek gevonden. Zo lag de Hof daar, als een groene oase in de woeste wereld die zich buiten de muren van de tuin bevond. Een Hof waarin Adam en Eva gelukkig leefden. Als toegewijde tuiniers onderhielden ze het park: de bomen en de planten, de dieren en de vogels en ze hadden elkaar: het leek zowaar een Paradijs. Totdat…

De zondeval, omdat de Hof te mooi was

Totdat Adam en Eva zich door de slang lieten verleiden om van de boom van kennis van goed en kwaad te eten en God vervolgens beide tuiniers de Hof uit stuurde. Dat Adam en Eva zich door de slang lieten verleiden is in de christelijke traditie de zondeval gaan heten. Ik wil vanochtend de stelling verdedigen dat die zondeval maar weinig te maken had met de slang of de behoefte aan een stuk appel, maar met de Hof zelf. Niet de verleiding door de slang resulteerde in de val van Adam en Eva, maar hun geloof in de Hof. Natuurlijk: die tuin van Eden was prachtig. Maar misschien wel iets te mooi. Want Adam en Eva begonnen langzaam te vergeten dat er buiten de muren van de Hof ook nog een hele wereld bestond. Een wereld waarvan de Hof van Eden maar een klein onderdeel was. Daar in hun eigen veilige tuin waren Adam en Eva zichzelf de grote eindbazen gaan voelen. Ze lieten hun eigen oordeel niet meer onder kritiek stellen door ideeën en regels van buiten, zelfs niet als die van God kwamen.

Ze kwamen in de verleiding om te denken dat ze niet alleen de dieren een naam konden geven, maar dat zij ook konden benoemen wat goed en wat fout was. Dat ze konden eten wat ze wilden, zelfs de appels waarvan God had gezegd dat die niet voor hen waren; en dat ze konden doen wat ze wilden, zelfs elkaar ervan beschuldigen dat de ander ervoor gezorgd dat ze een hap uit de appel hadden genomen. Mijn stelling is dat de Hof zelf de grote verleider is geweest, die bij Adam en Eva tot blikvernauwing had geleid. Het binnenperspectief werd niet in balans gehouden door het buitenperspectief en zo waren Adam en Eva gaan geloven in de onaantastbaarheid van hun eigen oordeel. Zoals wel vaker gebeurt als mensen te veel ergens in gaan geloven dan grijpt God in. God houdt niet van gelovigen, zeker niet als die monomaan op hun eigen creaties vertrouwen. Dus worden Adam en Eva uit het eigen tuintje gekukeld.

Klaar met het Paradijs

Als je het woord wilt gebruiken, dan zou ik zeggen dat de zondeval het moment is waarop je gaat denken dat jouw ideeën en oordelen onaantastbaar zijn. Dat je de waarheid in pacht hebt. De kennis van goed en kwaad die Adam en Eva na het eten van de appel ontvangen is precies dat inzicht: dat je het rijk niet alleen hebt, dat er ook nog anderen zijn. Het is niet voor niks dat Adam en Eva zich opeens heel naakt voelden. Ze zagen zichzelf plotseling door de ogen van de ander en realiseerden zich dat ze niet alleen op de wereld waren. De zondeval is een vloek, maar ook een zegen. Het is een vloek, omdat het een hartverscheurend verlies van onschuld is. Je raakt je oorspronkelijke onbevangenheid kwijt. Opeens is het klaar met het Paradijs waar jij het alleen voor het zeggen had. Je gaat afvragen wat anderen van je vinden en denken. Opeens is er dat stemmetje dat in je hoofd kruipt: vinden anderen mij wel goed genoeg, wel leuk genoeg.

Tegelijkertijd is die ontdekking van de wereld ook een zegen: je kan je verbinden met anderen. Je ontdekt je afhankelijkheid van anderen, je kwetsbaarheid maar ook hoe je verantwoordelijkheid voor hen kan nemen en hoe anderen voor jou kunnen zorgen. Je leert de ander kennen en daardoor ontdek je ook nieuwe dingen aan jezelf. Begrijp me goed: ik denk dat een goed onderhouden Hof onontbeerlijk is voor onze mentale gezondheid. De Perzische tuin was een plek om je even terug te trekken uit de gewone wereld: even op adem komen in een overzichtelijke wereld die in de buurt komt van hoe je het leven graag zou willen zien. Zo’n Hof is een ruimte waar je even jezelf kan zijn. Iedereen zal die Hof ergens anders vinden: misschien thuis, misschien in je vriendenkring, of, ergens in een mooie botanische tuin.

Zoeken naar de balans

Hoe belangrijk zo’n plek is, blijkt als Adam en Eva uit de Hof van Eden zijn gestuurd: dan is er alleen nog maar de wereld en begint voor hun een uitermate onrustig bestaan: zonder basis dolen ze rond. Ze vinden pas weer een beetje rust als ze hun eigen Hof weten te creëren: hun eigen huis weten op te bouwen. Kortom, de Hof is essentiële basis, maar vervolgens moet je de wereld in trekken en daarin je taak op je nemen. Het is een voortdurend zoeken naar een balans tussen binnen en buiten, tussen Hof en wereld, tussen tijd voor jezelf en betrokkenheid bij anderen. Wie zo in het Paradijs gelooft dat hij of zij de wereld vergeet komt in de verleiding om alleen nog maar met het eigen geluk binnen de eigen muren bezig te zijn. Zonder zich af te vragen of er niet ook nog mensen buiten de poort staan die jou nodig hebben of die je iets te leren hebben. Een misschien nog wel grotere verleiding is om te doen alsof de hele wereld jouw Paradijs is. Alsof de buitenwereld net zo om jou kan en moet draaien als jouw lusthof. Tuurlijk: je kan proberen om van de wereld jouw Hof te maken, maar dat is onmogelijk zonder geweld en onderdrukking van de Hofjes van anderen.

Alleen in dictaturen zijn de straten kaarsrecht en zijn alle tuintjes aangeharkt. En misschien zit het nog wel dieper en denken wij als menselijke soort wel net iets te vaak dat de hele wereld ons Paradijs is. Zo lees ik dan ook de campagneleus: mijn God schiep eerst de dieren: een herinnering aan het feit dat er al een wereld was, voordat wij als mensen er onze hoven en tuinen in gingen aanleggen. Maar onze tuinen zijn afhankelijk van de wereld en niet andersom. En dat betekent dat we zorgvuldig met die wereld moeten omgaan. Toen ik het verhaal over Adam en Eva las, moest ik denken aan dat Bijbelverhaal over die andere tuinman. De tuinman die Maria op paasochtend tegenkwam toen ze het lege graf van Jezus ontdekte. Die tuinman was niet met zichzelf of met zijn werk bezig, maar keek om zich heen en zag een verdrietige vrouw zitten. Hij liep op haar af vroeg: waarom huil je? Wat zoek je? Misschien is stilstaan bij de ander, mens, dier of boom, wel de beste manier om je te wapenen tegen het risico dat je vergeet dat de wereld groter is dan jouw Hof.

Dit blog is een bewerking van een preek, gehouden in de Geertekerk, 24 januari 2016 – De Hof van Eden

Over Pieter Dronkers

Pieter Dronkers

Pieter Dronkers was tot en met 2016 predikant in de Utrechtse Geertekerk. Hij werkt nu als Universitair Docent Zorgethiek aan de Universiteit voor Humanistiek.

Gerelateerd