Steeds als ik me verdrietig voelde, dook ik in Etty’s dagboeken
Geschreven door Marleen StellingIk betrap mezelf er steeds weer op dat ik over Etty praat alsof het een intieme vriendin is. Is ook niet zo gek: haar teksten hebben veel in mij teweeggebracht. Daardoor voelt ze als derde ouder, als zuster. Ik heb haar nooit gekend, nooit ontmoet, maar mag wel haar dagboeken lezen. Oké, de teksten zijn wereldwijd uitgegeven, maar dat maakt het niet minder bijzonder en intiem. De dagboeken van Etty ontdekte ik in de herfst van 2013. Na een jaar freelancen als schrijvend journalist kwam ik in de wereld van radio en televisie terecht. Bijna al mijn collega’s waren minimaal tien jaar ouder en hadden meer ervaring in het vak. Samen met de vallende blaadjes van het seizoen belandde ik in een periode waarin ik stevig heb gestoeid met wat en wie ik ben. Iemand tipte mij toen haar spirituele nalatenschap.
Speelbal
Het klikte meteen; ik droeg de dikke pil elke dag bij me. Steeds als ik me verdrietig voelde, dook ik in Etty’s dagboeken. In haar meest jonge schrijfsels is zij aan het zoeken naar rust in zichzelf, worstelend met lichamelijke kwalen, mannen die haar van haar stuk brengen, een werkomgeving die van alles eist. Ik weet nog dat ze ergens verderop in de tijd op die periode reflecteert en zegt dat ze na ontmoetingen met mensen zichzelf steeds weer in stukjes verspreid ziet liggen en bij elkaar moet rapen. Dat was voor mij heel herkenbaar. Als vroege twintiger voelde ik me een speelbal in een wereld waar ik niets van begreep. Op mijn nieuwe werkvloer, maar ook in mijn spirituele leven. De God van vroeger manifesteerde zich uitvergroot in mijn hoofd als oordelende stem die wel strafte, maar beloningen achterwege liet. Dat laatste kwam natuurlijk doordat ik faalde en voortdurend achter de feiten aanliep, daar was ik van overtuigd.
Het voorjaar dat op die herfst volgde was licht en ik voelde me met de dag groter groeien. Ook toen was Etty er. Het was alsof we samen opliepen in een groeiproces. Zij ontdekt gaandeweg een kloostercel in zichzelf die ze elk moment van de dag kan bezoeken. En ook dat als je innerlijk vrij bent, het niet uitmaakt aan welke kant van de tralies je zit. In mijn situatie vertaalde ik dat naar de aanmoediging om een innerlijke kamer in te richten waar geen streng geweten, maar liefde is, en rust en kalmte, met schapenvachtjes op de vloer. Die aanmoediging ben ik eerst voorzichtig en later vrijmoediger aan God gaan relateren, en is ook een van de hoofdthema’s geworden van de eerste bundel die ik jaren later zelf schrijven en tekenen zou. Natuurlijk was de urgentie van een kloostercel in het Nederland ten tijde van Etty met constante dreiging van uitsluiting en dood er een van andere orde dan die van mij op een nieuwe werkplek en met oordelende God. Toch beperkte dat niet de mate van liefde en begrip die ik voelde, dwars door beperkingen van tijd en plaats heen. (Dat gevoel was zo sterk dat ik op een eerste, frisse lentedag in dat voorjaar met kleding en al in een meer gesprongen, de weggewaaide kaft van haar dagboeken achterna. Etty kan ik na deze maanden niet laten verdrinken, vond ik.)
Fantasietjes
Soms vraag ik me af of het niet oneerbiedig is om zo vrijuit relationeel over deze grote filosofe te spreken. Zij zelf heeft daar immers nooit mee ingestemd. Wat nu als ze mij niet aardig vindt? Toch heb ik ook weleens fantasietjes over hoe het zijn zou: Etty en ik. In een restaurant of thuis op mijn bank. Misschien zou ze wel streng voor me zijn, zou ze me aanmoedigen om veel minder te ploeteren met het leven. Zoals ze ook met zichzelf doet als haar lichaam haar weer eens in de steek laat, of als ze mentaal niet de kracht kan opbrengen waar ze naar verlangt. Stiekem hoop ik dan dat ik een van de ‘vele gezichten’ ben waar Etty zelf ergens in een toekomstvisioen over schrijft. ‘De vreemde landen, waar ik nog heen zal trekken – ik weet het steeds zekerder – een jeugdonrust, die tot een zekerheid wordt – en de vele gezichten der mensen, die evenzovele landschappen zullen zijn, die ik bereizen zal. Ik moest nog veel beter m’n talen leren. En dan luisteren, overal luisteren, tot op de grond der dingen luisteren. En liefhebben en afscheid nemen en daardoor sterven, maar weer geboren worden, alles zó smartelijk en ook alles zo vol leven.’
Gek genoeg wist ik niet van het bestaan van het boek ‘Veel mooie woorden – Etty Hillesum en haar boekje Levenskunst’. Momenteel lees ik meer boeken van levende schrijvers – misschien om even niet de smart rondom het overlijden van inspiratoren te hoeven voelen. Maar ik weet zeker dat ik het komende jaar mijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen.