Het stilleven is een triomf over het verdwijnen van alle dingen en van jezelf
Geschreven door Johan GoudDe katholieke theoloog Anton de Wit schreef een kleine theologie van de gewone dingen (2010). Hij reflecteert daarin over gewone dingen die bij nader toezien werelden van betekenis in zich bergen: het voorstelrondje, de treinreis, de animatiefilm, de spatie, de nazomerzon, het vreugdevuur, het wandelen, enzovoort. Het is een manier van theologie bedrijven die me buitengewoon boeit. Onder meer omdat ze ons leert, onszelf af te vragen waardoor de dingen om ons heen zo onopvallend en zo doodgewoon zijn geworden. Ze waren dat immers niet van meet af aan.
Toen je klein was, waren al die dingen nog onuitsprekelijk geheimzinnig en verrassend. In een boek van Andreas Burnier (De wereld is van glas) trof me de beschrijving van kralen aan een staafje in de kinderbox: de rode, de donkerblauwe, de gele, en de werelden van gevoel die ze opriepen. Bezielde kralen waren dat. En zo kon een vloerkleedje de proporties van een berglandschap met gevaarlijke ravijnen aannemen. Het gele gordijntje naast je bed groeide uit tot een heelal waarin jijzelf als een onooglijk puntje rondzweefde. Kunstenaars en dichters herinneren ons aan die in vergetelheid geraakte rijkdom. Ze brengen ons terug naar het ongewone, verrassende, onthutsende van de dingen, naar het wonderbaarlijke van de zogenaamde ‘feiten’.
Kijken met geestelijke ogen
De schilder Giorgio Morandi (1890-1964) concentreerde zich een leven lang op een verzameling van de meest gewone dingen. Flessen, kannen, dozen, in steeds nieuwe opstellingen en schakeringen. Met niets dan wat kleuren en lijnen probeerde hij ze te vatten en hun telkens wegvluchtende betekenis vast te leggen. Het is alsof hij een monument van ruimte- en tijdloze flessen wilde oprichten. Het is een paradox. Zonder de nauwkeurige, eindeloos herhaalde waarneming van Morandi zouden die stillevens er niet zijn. Maar het is alsof hij zichzelf, de schilderende waarnemer, wilde uitschakelen – om plaats te maken voor die flessen, kannen en dozen. Zijn stillevens zijn meditatieve schilderijen. Niet voor niets is Morandi wel een schilderende monnik genoemd. Steeds in dezelfde stad, meestal op dezelfde plek, als het ware kijkend met geestelijke ogen, erop uit om in die dode en onbeweeglijke dingen het eeuwige te laten zien.
Iets soortgelijks wilde Rutger Kopland (1934-2012) in zijn poëtische stillevens realiseren. In veel van zijn gedichten was hij erop uit om de aanwezigheid op te roepen van wat er niet of niet meer was. Zo is het bijvoorbeeld in zijn cyclus ‘Dankzij de dingen’, vijf gedichten waarin hij de ochtend, de middag, de avond, de nacht, in het huis van zijn grootouders naar boven haalt. De dingen van toen, die toen nog geen dingen waren. Het leven waaraan ze deelhadden, de betekenis die ze hadden, en in één adem: onze eigen vluchtigheid waardoor we ze met hun leven en hun betekenis zijn kwijt geraakt. Maar ook: het geluk dat de dichter doorstroomt als hij de dingen bij wijze van spreken weer ‘ziet’. Hij noemt het een ‘openbaring’. ‘Ik zocht de sleutel van de kelder in mijn brein waar ergens een stilleven moest zijn opgeslagen, waarvan ik even een glimp had opgevangen.’ (Het mechaniek van de ontroering, p.80).
De dingen die voorbij gaan omdat je zelf voorbij gaat
Het is een wonderlijk geluksgevoel. Alsof het even lukt om de gang van de tijd stil te zetten of om in de tijd terug te keren. Het gaat in tegen de weemoed die onvermijdelijk lijkt als je terugdenkt aan het huis en de dingen van je grootouders, de dingen die voorbijgaan omdat jij zelf voorbij gaat. Heel even is iets anders mogelijk, de omslag van het stilleven, ‘waarin het licht, de geuren, de klanken hun betekenis verliezen en dat wat werd gezien gehoord en geroken naar zichzelf gaat verwijzen, zich terugtrekt in eeuwigheid.’ (Het mechaniek van de ontroering, p.83). Het stilleven triomfeert voor even over de verdwijning van alle dingen en van jezelf. Want jij bent het die dit alles ziet en ondergaat en optekent:
het is de dood die zoekt naar
woorden voor het moment waarop
ik, en wat hij ook zegt,
ik ben het.
God ziet de dingen die onzichtbaar bleven
Dat is dus de kunst van het stilleven, die van Morandi en die van Kopland. Een kunst waardoor de dingen hun eigenlijke betekenis laten zien, waardoor het voorbijgaande blijvend wordt en de vluchtigheid van de dingen iets eeuwigs ontvangt. De dingen worden op zijn minst voor even gered. De kunstenaar roept hun geheim op, laat het leven, maakt het voelbaar en ervaarbaar.
De bijbel lees ik het liefst in deze geest. Als een boek dat de kunst van het stilleven beoefent. Ik stel me dan voor dat God met de ogen van Morandi en Kopland naar de dingen en de mensen kijkt, ook of juist naar de meest onooglijke. De dingen, de dieren en de mensen die onzichtbaar bleven omdat niemand ze zag, God ziet ze. Het behoort tot de weinige dingen die de sceptische Prediker ondanks al zijn twijfel lijkt te weten: God haalt terug wat voorbij is en vermeit zich in het ongrijpbare.