Aswoensdag #veertigdagentijd
Geschreven door Mignon van BokhovenHet was volop carnaval in Oeteldonk de afgelopen dagen: overal feestende mensen in een blauwe kiel of een blauw jèske met daarbij een warm gebreide sjaal in rood-wit-geel. In ’s-Hertogenbosch is tijdens carnaval iedereen gelijk. Met carnaval wordt het gewone leven op zijn kop gezet, het is de wereld andersom. Bazen zijn geen bazen, knechten geen knechten, wolf en lam spelen samen. Het is een feest van verbondenheid en saamhorigheid.
As is leegte en vruchtbaarheid
Op carnavalsdinsdag volgt Aswoensdag. In een vrijzinnige gesprekskring in een kerkje boven de rivieren hebben we het over de samenhang van carnaval, Aswoensdag en Palmzondag. Op Palmzondag, de zondag voor Pasen, krijgen de kerkgangers een gezegend palmtakje (buxustakje) als herinnering aan de Palmtakken waarmee gezwaaid wordt bij de intocht van Jezus in Jeruzalem. Het is feest in Jeruzalem want de bevrijding van de onderdrukking is op handen. Het buxustakje nemen de mensen mee naar huis en steken het achter een kruisbeeldje. Zo is het huis een jaar lang beschermd en zal er voorspoed zijn voor de bewoners.
Op Aswoensdag het jaar daarop nemen de mensen de inmiddels verdroogde takjes mee naar de kerk en worden die verbrand in een vuurtje. Met de as krijgen de mensen een kruisje op het hoofd. In de vrijzinnige gesprekskring onderzoeken we de betekenis van vuur en as: ‘vuur verteert’, ‘verbrandt dat wat je achter wil laten.’ ‘As is niets’, ‘leegte’, naaktheid’, formuleren de deelnemers aarzelend. ‘Maar as is ook vruchtbaar, het bevat veel mineralen en kan op de tuin gestrooid worden, en is zo tot voedsel van de nieuwe planten.’ Zo zoeken we naar woorden om betekenis te geven aan een nog niet zo bekend ritueel.
Vanzelfsprekend ritueel
In het verzorgingshuis in het zuiden van Brabant waar ik als geestelijk verzorger werk hoef ik niets uit te leggen. Met een schaaltje as, een brandend lichtje en een gebed ga ik alle bewoners langs. Voor de veelal katholieke ouderen is het een vanzelfsprekend ritueel. Als ik in één van de woonkamers ben, vraag ik de bewoners naar herinneringen aan het askruisje. Een dame vertelt dat ze als afsluiting van het carnaval met de hele klas naar de kerk ging om een kruisje op het hoofd te halen, en ze vertelt over het vastentrommeltje waarin ze snoep bewaarden tot Pasen.
Een dochter die op bezoek is wil ook wel meedoen en krijgt een kruisje. Moeder en dochter moeten een beetje lachen om elkaars kruisje. Een verzorgende vraagt of zij ook een kruisje kan krijgen. Zo zitten we uiteindelijk met elkaar rond tafel, allemaal met een zwart kruis op het voorhoofd. ‘Uit stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren’, de woorden klinken troostend. In de kwetsbaarheid van het leven zijn we met elkaar verbonden.
Van uitbundigheid naar eenvoud
Of het nu met woorden is, of met een ritueel, met elkaar maken we een begin van de veertigdagentijd en gaan we van uitbundigheid, naar de eenvoud van het stof, van de stilte, uiteindelijk naar het grote feest van de opstanding.