Erasmus: zelf denken met Jezus
Geschreven door RedactieTekst zoals uitgesproken tijdens en na de Twee op de Kansel-dienst van zondag 22 september 2024 in de Arminiuskerk Rotterdam. Thema Erasmus en de vrije wil. Hieronder vindt u de overdenking van prof Van Raak (prof. dr. Ronald van Raak, hoogleraar Erasmiaanse waarden aan de Erasmusuniversiteit) ‘Erasmus: zelf denken met Jezus’
Zelf denken
Mensen worden niet geboren; mensen worden gevormd. Dit is een interessante gedachte van Erasmus. Ze laat zien dat de wereld zoals wij die kennen lang niet af is en de mensen die we tegenkomen nooit klaar zijn. Het leven als een opdracht: om te proberen zoveel mogelijk te worden wie je eigenlijk bent. Om jouw eigen plek te zoeken in de wereld, om te leren leven met de mensen om je heen en in harmonie te zijn met jezelf. Mensen worden niet geboren; mensen worden gevormd. Dit klinkt ook als een moderne gedachte: voor ons, mondige en vrijgevochten burgers die zelf wel beter weten wat goed is – en wat niet. Wij, die zo graag rechten doen gelden en vrijheden opeisen.
Mensen moesten zelf leren nadenken, dat was de leer van Erasmus. Niet alleen luisteren naar autoriteiten, niet naar de politiek en zelfs niet naar de kerk, maar zelf kennis opdoen en eigen conclusies trekken. Maar Erasmus was tegelijk ook gelovig: hij was zelfs priester en hij leerde zijn tijdgenoten een christelijke filosofie. Die niet was bedoeld om het geloof te bestrijden, maar om de kerk van zijn tijd beter te maken. Een humanist, die de mens centraal stelde en het zelf nadenken predikte, maar tegelijk ook een christen, die zijn tijdgenoten het voorbeeld van Jezus voorhield. Zelf nadenken was voor Erasmus juist christelijk, daarom hadden we een vrije wil: als een opdracht tot nadenken.
Hier sta ik dan
Desiderius Erasmus was een bastaard – ik zeg het maar zoals het is: de zoon van een priester en zijn huishoudster, een onwettig kind. Maar wel een bastaard die in deze stad overal is te zien en volop wordt geëerd, niet in de laatste plaats in deze remonstrantse gemeente. Ik ben blij dat ik als Erasmus-onderzoeker hier mag spreken. Nog eervoller is het om als rooms-katholiek hier bij u te mogen zijn: onze kerken raken angstvallig snel leeg en donker, maar hier bij u is het gezellig warm en brandt nog licht. We leven in een land waarin een meerderheid van de mensen zegt dat ze niet geloven. Waarin kerken ook minder in de openbaarheid treden en minder hoorbaar zijn in het publieke debat.
Ook hier lijkt u weer een uitzondering: vandaag presenteert uw predikant Koen Holtzapffel een prachtig boek: Erasmus en de vrije wil, over wat hij noemt de onlosmakelijke band tussen christendom en humanisme. Wij zijn een land van dominees én van kooplieden en ik kan u verzekeren: ik heb het boek gelezen en wil het van harte aanbevelen. Het is precies 500 jaar geleden dat Erasmus zijn boek schreef over het geloof en de vrije wil – hoewel hij dat niet uit vrije wil deed, maar ertoe werd gedwongen. Door de harde en bloedige strijd tussen de paus van Rome en de opstandige Luther: de tijd van de Reformatie. Twee tegenstrijdige richtingen, die echter allebei de vrije wil niet hoog hadden.
Vrijheid om het juiste te doen
De Heer is geen pottenbakker, stelde Erasmus. De katholieke kerk, waaraan hij als priester zelf was verbonden, leerde dat de mens van nature zondig was. Protestanten als Luther en Calvijn deden dat evengoed: het leven is voorbestemd, alles is in handen van de Heer, het enige waar we op zouden mogen hopen is Gods genade. Dit was een beeld van de mens dat helemaal niet paste bij Erasmus. Want die had immers gezegd: mensen worden niet geboren; mensen worden gevormd. En als we onszelf tot iets goeds kunnen vormen, dan moeten we daartoe ook de wil en vrijheid hebben om dat te doen. God maakte ons niet uit klei: we kregen het vermogen om te denken.
Ik citeer: “Maar waar is die hele mens dan goed voor, wanneer God aan hem werkt zoals de pottenbakker aan de klei werkt en zoals Hij aan een steen had kunnen werken?” Dit schreef Erasmus in 1524, in zijn boek over de vrije wil. Ja, wij zijn als mensen eindig en beperkt en wij zijn slecht, of kunnen veel slechte dingen doen. En ja, wij zijn afhankelijk van de genade. Maar we hoeven niet te wachten. We hoeven niet stil te zitten tot aan het eind, in de hoop op genade. Die genade is ons al gegeven, meende Erasmus. Op het moment dat ons leven begon: in de vrije wil. Er valt wat te kiezen en er is iets te willen: we hebben de vrijheid gekregen om het juiste te leren doen; om een beter mens te leren worden.
Bergrede als leidraad
Tja, hoor ik u denken: een goed mens zijn, wie wil dat nou niet? Ik hoor mensen maar zelden zeggen dat ze het slechte zouden willen. Maar het probleem is juist dat we het lang niet altijd met elkaar eens zijn: wat goed is voor één hoeft niet goed te zijn voor de anderen. Als Erasmus zegt dat we zelf moeten nadenken, dan zal ook snel duidelijk worden hoe anders mensen zijn: onze verschillen in opvatting, de verschillende belangen, de verschillen in geloof of in politiek. We hebben allemaal onze eigen ideeën en onze eigen waarden, waar we aan hechten en die ook belangrijk voor ons zijn. Hoe komen we dan tot overeenstemming: wat delen we met elkaar? En hoe zouden we daar ooit achter kunnen komen?
Erasmus was een humanist, die de mens centraal stelde en veel belang hechtte aan het zelf denken, zelf onderzoek en zelf beslissen. Tegelijk was hij dus een christen, die Jezus tot voorbeeld stelde. Met name de rede van Jezus op de berg, waarin hij aan zijn volgelingen liet zien hoe zij hem konden navolgen. Daarin vertelde hij over het hart van zijn profetie, die ook is terug te vinden in andere religies en ook steeds terugkomt in de filosofie: ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.’ Een bekende regel en een erg mooi principe, maar de vraag die we ons stelden blijft staan: hoe willen we eigenlijk behandeld worden? En wat zal goed zijn en hoe besluiten we dat dan?
Gelijkwaardigheid van ieder mens
Ik vertelde het u al: ik ben katholiek. Maar dat is nog niet alles: ik ben ook socialist. Nee hoor, u kunt gewoon blijven zitten. Voor socialisten is de prediking van Jezus bijzonder interessant: voor zover ik heb kunnen achterhalen is het de eerste keer dat hierin de gelijkwaardigheid van ieder mens wordt geleerd. Van de rijkste keizer tot de armste prostituee, we zijn allen gemaakt naar het evenbeeld van God. Een revolutionaire gedachte, een radicale leer. Ieder mens is gelijk. Een gedachte die symbolisch wordt uitgedragen door Franciscus, bij de viering van het laatste avondmaal. Op de momenten dat hij als paus de voeten kust en wast van twaalf gedetineerden. Want u weet: de eersten zullen de laatsten zijn.
Dat radicale van Christus en dat revolutionaire van zijn prediking vinden we ook bij Erasmus. Honderden boeken heeft de filosoof geschreven en sommigen, zoals Lof der Zotheid, worden nog altijd gelezen en volop bediscussieerd. Het meest opmerkelijke werk is echter zijn eigen vertaling van het Nieuwe Testament. De tekst was in zijn tijd aanleiding voor veel debat en onderlinge strijd in de hele christelijke wereld. Teksten, en ook de bijbel, werden in die tijd met de hand overgeschreven, door monniken die lange dagen en in slechte omstandigheden moesten werken – de vader van Erasmus was één van hen. Dat leidde tot fouten, die weer van generatie op generatie werden overgeschreven.
Terug naar de bron
Erasmus ging terug naar het begin: hij leerde oud Grieks en zocht naar de eerste bronnen van het Nieuwe Testament. Terug in de tijd, vóór de fouten die monniken generatie op generatie en eeuw na eeuw hadden gemaakt en van elkaar hadden overgenomen. Daarbij gebeurde er iets opmerkelijks: in die allereerste bronnen vond Erasmus het idee van de natuurlijke zonde van de mens niet terug. Dat wat de katholieke kerk eeuwenlang had gepredikt en ook tegenstanders als Luther en Calvijn zouden leren: hij zag het niet staan. Wat daarna gebeurde maakt Erasmus bijzonder: hij presenteerde de nieuwe vertaling niet als een nieuwe waarheid, maar hij nodigde de gelovigen uit om hier zelf over na te denken.
Erasmus haalde de woorden van de bijbel uit de handen van de theologen en legde deze tekst in de handen van de gelovigen. Die zelf moesten lezen, zelf moesten nadenken en zelf moesten besluiten wat de boodschap van Jezus voor hen betekende. Het voorbeeld van Christus kon je niet alleen navolgen in uiterlijke rituelen, maar moest je ook internalisten: jezelf eigen maken. Welke waarden haal jij uit het voorbeeld van Jezus; welke normen zijn voor jou belangrijk. Een opvatting van Erasmus die leidde tot veel kritiek, van vele kanten. Maar ook een manier die past bij deze tijd en zeker in deze gemeente. Met een predikant die Erasmus niet uit de weg gaat en juist mooie boeken over hem schrijft.
Wederkerigheid
Erasmus is vanuit verschillende religies lange tijd bekritiseerd. Tegelijk is hij tot een symbool geworden van deze stad – en van het hele land. Tot een kenteken van het beeld dat wij zo graag van onszelf hebben: een land van tolerantie en van vrijheid. Toch kunnen we van Erasmus nog veel leren, omdat hij met tolerantie en vrijheid iets heel anders bedoelde dan wat wij nu doen. Tolerantie is voor ons iets als het recht om te zeggen wat je wilt, ongeacht wat de anderen daarvan vinden. Vrijheid is voor ons vaak het recht om te doen wat je wilt, waarbij anderen zich aan jou moeten aanpassen. Een manier van denken die Erasmus vreemd zou zijn, als hij de mensen het voorbeeld voorhoudt van Christus.
Mensen worden niet geboren; mensen worden gevormd, zei Erasmus. En dat vormen kunnen we niet alleen. Leren wie en wat wij zijn kan alleen in omgang met anderen. Zeggen dat alle mensen gelijkwaardig zijn, zoals Christus deed, betekent ook dat mensen elkaar nodig hebben: de ander is de spiegel waarin we onszelf zien. Tolerant zijn kun je niet alleen: een tolerante samenleving kan niet als we alleen zeggen wat we willen, maar alleen als we interesse tonen in de anderen. Ook vrij zijn kun je niet alleen: een samenleving is niet vrij als iedereen zijn eigen ruimte opeist, maar alleen als mensen elkaar de vrijheid gunnen. Tolerantie en vrijheid zijn een geschenk, dat we vooral elkaar moeten geven.
Interesse, juist in de verschillen van inzicht
Ik ben rooms-katholiek, u mogelijkerwijs niet. Ik ben socialist, de meesten van u zijn dat niet. Maar we zijn allen erasmiaans, daarom hebt u mij hier vandaag waarschijnlijk uitgenodigd. De humanist die ons laat zien hoe mensen met andere ideeën en verschillende achtergronden toch heel goed met elkaar kunnen samenleven. Met een morele leer waarin de mensen elkaar niet hoeven te overtuigen van het eigen gelijk, maar elkaar kunnen vinden in wat ons bindt, naar het morele voorbeeld van Jezus Christus. In het besef dat we het niet eens hoeven te zijn, maar elkaar wel altijd nodig hebben.
We leven in een stad waarin meer mensen zeggen dat ze niet geloven en waar ook steeds minder gelovigen naar de kerk gaan. Tegelijk zijn veel mensen op zoek naar waarden voor het leven en ook naar verbinding met anderen. Wat mij aantrekt in Erasmus is dat hij laat zien wat ons bindt: niet zozeer het eigen gelijk, maar de verschillen van mening. Niet waarheden die we aan anderen opdringen, maar waarden die we met elkaar delen. Dat tolerantie begint met de interesse in elkaar en vrijheid een geschenk is dat we elkaar geven. Ik dank u allemaal dat u naar mijn lekenwoorden hebt willen luisteren, in deze gemeente waar Erasmus wordt gevierd. In de hoop dat we bereid zijn om elkaar te helpen om onszelf beter vormen.