Vrijheid kan niet zonder structuur en dienstbaarheid aan elkaar
Geschreven door Marthe de VriesEr valt heel veel te zeggen over de theologische twistpunten ten tijde van de Nederlandse godsdienststrijd in de zeventiende eeuw: over de leer van de uitverkiezing of voorbeschikking, over de ervaring van genade en onze menselijke verantwoordelijkheid, over hoe je naar het werk van Jezus kijkt. Maar naast en achter die discussies speelde de spanning tussen vrijheid en gebondenheid. De jonge protestantse kerk in de Nederlanden had zich afgescheiden van de rooms- katholieke kerk. Die afscheiding, de keuze voor de reformatie betekende ook een politiek conflict, want de keuze voor onafhankelijkheid van de katholieke koning van Spanje, Filips II. Een onafhankelijkheidsoorlog was het gevolg.
In deze verwarrende en beangstigende tijden moest de jonge protestantse kerk in de opstandige provinciën zichzelf vorm geven. Er waren verschillende stromingen, verschillende richtingen, maar men voelde wel dat, zeker ook om tegen het katholieke overwicht een vuist te maken, gesloten gelederen belangrijk waren, dus ook een gezamenlijk religieus uitgangspunt. Dat werd gevonden in de zogenaamde belijdenisgeschriften: de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Heidelberger Catechismus. Een richtsnoer om al die verschillende groepen een beetje bijeen te houden.
Strikte meetlat of richtlijn?
Maar er ontstond verschil over hoe die belijdenisgeschriften gehanteerd moesten worden: als een strikte meetlat, waarlangs bepaald kon worden wie er wel of niet bij hoorde, zoals de ‘preciezen’ leerden, of meer als een richtlijn, die een pad aangaf, zoals de rekkelijken dat zagen. Zoals bakens in een rivier ons behoeden voor vastlopen, maar ons wel de ruimte laten om een eigen koers te bepalen (om met het beeld van een oude remonstrant, Simon Episcopius, te spreken). En de vraag of er ruimte was om deze geschriften, van menselijke hand, te wijzigen, indien de tijden daarom vragen. Als er andere inzichten zijn gekomen bijvoorbeeld, of omdat er vragen zijn ontstaan, waarop deze belijdenisgeschriften geen antwoord geven.
In hun verzoekschrift aan de Staten van Holland in 1610 (de remonstrantie, waar zij hun naam aan hebben ontleend) pleitten de remonstranten voor juist die ruimte. Met name over de leer van de voorbeschikking waren andere denkbeelden opgekomen. Om die ruimte te bepleiten werd vaak een beroep gedaan op de spreuk, die in die jaren opgeld deed: eenheid in het nodige, vrijheid in het onzekere, in alles de liefde.
Deze spreuk is niet van de kerkvader Augustinus, noch een lutherse theoloog, zoals vaak werd aangenomen, maar van een Dalmatische theoloog, Marcus Antonius de Dominis. Hij was katholiek (aartsbisschop van Split) kreeg onenigheid met de paus, vluchtte naar Engeland, maar kreeg het daar aan de stok met de koning (en dus met het hoofd van de kerk) en vluchtte toen weer terug naar Rome, waar hij in 1624 veroordeeld werd en gedood. Hij had met iedereen ruzie, maar liet wel deze spreuk na, die door de Remonstranten later veelvuldig werd gebruikt. Hij hangt bijvoorbeeld boven de deur van de Remonstrantse Kerk in Rotterdam, waar ik als predikant ben begonnen. Voor veel remonstranten werden deze woorden van de Dominis het motto van hun tolerantie. Het is goed om hierbij te bedenken, dat die tolerantie beperkt was: het ging vooral om de ruimte binnen de eigen geloofsgroep. Tegenover de katholieken, de doopsgezinden en de socinianen (unitariërs) waren de Remonstranten lang niet altijd zo tolerant.
Belijdenis als baken in de rivier
Voor de Remonstranten was die tolerantie nauw met hun vrijheid verbonden: vrij van het juk van Rome, wilden zij zich niet opnieuw onder een kerkelijk juk laten stellen. Het heeft onze manier van kerkzijn sterk bepaald: die oude remonstranten kenden wel een belijdenis, maar hielden hem niet voor normatief. Het is een baken in de rivier, zo schreef Episcopius bij de eerste eigen belijdenis die de remonstranten schreven. Vrijheid betekent niet dat het grenzeloos is: absolute vrijheid kunnen wij als mensen niet aan, dan hebben we geen houvast meer, dan zitten we elkaar in de weg. Het blijft een spanningsvolle samenhang: vrijheid en structuur, richtsnoer. Die spanning zit in ook die prachtige tekst van die weerbarstige katholiek, de Dominis: eenheid in het nodige, vrijheid in het onzekere, in alles de liefde.
Dat is een spanning die van alle tijden is: in het oerverhaal van de uittocht, in het Oude Testament, komt dat al naar voren. De tien geboden, door het volk ontvangen op de Sinaï, beginnen met een zin, die vaak vergeten wordt, maar die wel het raamwerk vormt van alles wat daarna gezegd wordt: “Ik ben de heer, uw God, die uit Egypte uit de slavernij heeft bevrijd.” De geboden staan tegen de achtergrond van de bevrijding. Karel Eykman noemt deze tien woorden in zijn hervertelling van dit bijbelverhaal dan ook richtlijnen om vrij te zijn. Zonder structuur wordt onze vrijheid bandeloosheid, onveiligheid, chaos en wanorde. Wij hebben structuur nodig om met elkaar te verkeren, om met elkaar in vrijheid te kunnen leven. Pas dan kunnen wij werkelijk genieten van die vrijheid. Maar dat is natuurlijk een paradoxale spanning: geboden om de vrijheid vruchtbaar te maken. Het zijn wellicht meer richtlijnen die ons helpen om elkaar niet te verliezen in een oeverloze vrijheid. Vanuit die gedachte krijgen die oude woorden reliëf: eenheid in het nodige, vrijheid in het onzekere, in alles de liefde.
Wat is het nodige?
Maar wat is dan het nodige? Daarover kan diepgaand van mening verschild worden. En dat kwam gisteren tijdens het symposium over verdraagzaamheid in het Rijksmuseum ook ter sprake. Voor de contraremonstranten waren beslist een groter aantal zaken noodzakelijk dan voor de remonstranten en ook de woorden die Mozes en het volk in de woestijn ontvingen gaven later aanleiding tot zeer veel discussies en interpretaties. De kern is echter duidelijk: de zorg voor elkaar, elkaar niet naar het leven staan, elkaars spullen en dierbaren niet begeren. Het zijn basisgegevens om met elkaar samen te kunnen leven. Dat is ook de kern van het nodige, dat Paulus aangeeft in zijn brief aan de Galaten. Om de vrijheid vruchtbaar te maken is eigenlijk maar één ding van belang: heb uw naaste lief als uzelf.
Wij leven in een tijd waarin wij een ongelooflijke grote vrijheid hebben: de vrijheid om te geloven wat we willen, om te denken wat we willen, om te zeggen wat we willen. De vrijheid om te gaan en te staan waar we willen, om lief te hebben wie we willen. Aan de andere kant merken we ook de schaduwzijden van die vrijheid. We ervaren de pijn wanneer anderen zeggen wat ze willen en dat ons raakt, zoals blijkt in de heftige discussies die we recentelijk in ons land hebben, zoals over Zwarte Piet of over wel of niet de Gouden Eeuw, om in het thema van deze dienst te blijven. Of we worstelen met het gegeven, dat er mensen zijn die de vrijheid nemen om anderen af te wijzen.
We vragen ons af wat we in al die vrijheid die we hebben nog met elkaar delen. Of er nog dingen zijn waar we elkaar op kunnen aanspreken. Natuurlijk is er de rechtstaat, de ge- en verboden in ons land. En wij kunnen elkaar in al deze vrijheid gemakkelijk kwijt raken. Ieder is gericht op zijn of haar eigen leven, maar dat kan ertoe leiden dat mensen in de straat waar zij wonen, volkomen langs hun buren heen leven. Verdrietige verhalen kennen we van mensen die tijden dood in huis hebben gelegen, zonder dat iemand het merkt. Zo kun je elkaar ook in een relatie kwijt raken, als een van beiden zich opgesloten voelt en in vrijheid wil leven. Het verdriet van de een wordt dan veroorzaakt door de vrijheidsdrang van de ander.
Maar dien elkaar in de liefde
Paulus is in zijn brief aan de Galatiërs helder over wat wij nodig hebben om onze vrijheid vruchtbaar te maken: misbruik de vrijheid niet om je eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in de liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: heb uw naaste lief als uzelf. Het is niet moeilijk om dat laatste als kern van het nodige te zien: het is een uitgangspunt dat alle grote religies met elkaar delen en dat ons over de grenzen verbindt: behandel een ander zoals je zelf behandelt wilt worden. Het is de gouden regel en hij vormt de kern van ons menszijn.
Maar Paulus voegt nog iets heel belangrijks toe: broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in de liefde. Het is een vergeten woord: dienen. En het lijkt in wonderlijk contrast te staan met het vrijgemaakt zijn. Voor ons krijgt dienen krijgt snel iets slaafs: een dienaar die zich helemaal naar zijn of haar heer of meester schikt. Maar voor Paulus gaat het om iets anders, iets heel essentieels. Het dienen, zoals hij het gebruikt, heeft te maken met een bepaalde gerichtheid. Niet alleen maar op jezelf gericht zijn, maar in de eerste plaats op de ander. Wat heeft hij of zij nodig?
Het is een geluid dat in onze wereld, waarin we vaak sterk op onze eigen verlangens gericht zijn, niet zo vaak meer gehoord wordt. En toch: de Remonstranten ligt het dienen ook na aan het hart. Als je lid van deze geloofsgemeenschap wilt worden, kan dat op twee manieren. Je kunt een eigen geloofsbelijdenis schrijven. In het licht van de geschiedenis heel begrijpelijk: niet het volgzaam onderschrijven van een voorgeschreven geloof, maar het verwoorden van je eigen gedachten en gevoelens.
Dat is echter wel een heel intensieve weg (het is eenvoudig om aan te geven wat je niet gelooft, maar nog helemaal niet zo makkelijk om aan te geven, wat je wel gelooft). Het kan ook eenvoudiger: dan onderschrijf je de beginselverklaring van de Remonstranten. Dat is geen belijdenis maar een kort statement van wat de Remonstranten zijn. Die beginselverklaring luidt: ‘De Remonstrantse Broederschap is een geloofsgemeenschap die geworteld in het evangelie van Jezus Christus en getrouw aan haar beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid, God wil eren en hem dienen’.
In een groter verband opgenomen
Het diepe besef dat wij ons in een groter verband weten opgenomen, dat ons leven niet alleen in en rond onszelf draait: de Bron van het zijn die alle verstand te boven gaat, de liefde die onze liefde overstijgt en omvat, maar ook de mensen om ons heen: dichtbij en verder weg.
In deze wereld zullen wij elkaar de ruimte moeten geven om vrij te zijn, om met elkaar deze wereld leefbaar te houden, maar zullen wij ook op elkaar gericht moeten blijven om dat tot stand te kunnen brengen. Om te zoeken naar eenheid in het nodige, vrijheid in het onzekere, maar bovenal vast te houden aan de liefde.
Preek gehouden op 29 september 2019 in de Geertekerk in Utrecht